This article is online available in Dutch. It was first published in Trouw.
Shell, please hire a climate psychologist
Deze krant is een serie rijker. De interviews ‘Tussen hoop en wanhoop’ bieden een podium aan prominenten als Shell-baas Frans Everts en meteorologe Helga van Leur om hun gedachten te spuien over het klimaatprobleem (Duurzaamheid & natuur, 15 en 22 mei).
Ondanks de genuanceerde titel van de reeks ligt de nadruk tot nog toe op hoop in de vorm van innovaties en gedragsverandering. We moeten minder vliegen, minder vlees eten en meer elektrisch rijden. Goede adviezen, maar wordt er niet iets vergeten? Hoe zit het met de ondersteuning die we nodig hebben voor de mentale uitdagingen van het antropoceen, het tijdperk van de (desastreuze) invloed van de mens op het klimaat?
'Ergens diep van binnen’ is Van Leur toch wel negatief gestemd. Everts, minder uitgesproken over zijn gevoelens, voelt zich vooral miskend over Shells aandeel in de energietransitie. De overheersende toon is er een van positivisme, alsof er geen ruimte is voor gevoelens als verdriet en angst.
Grapje
Het doet me denken aan mijn eerste mastercollege klimaatwetenschappen. Een hoogleraar, wijzend naar een diagram van het atmosferische CO2-gehalte over de afgelopen tienduizend jaar, zei: “Kijk naar deze grafiek en probeer niet te huilen.” Hoewel zijn opmerking gegiechel ontlokte, ging dit gepaard met onmiskenbaar verdriet en ongemak. Door het klimaatprobleem te verpakken in een grapje, probeerde de hoogleraar zich te ontdoen van de levensbedreigende implicaties.
Diezelfde hoogleraar schrijft mee aan rapporten die melden dat de doelen rondom klimaat en biodiversiteit steeds verder uit het zicht raken. Mede daardoor kampt inmiddels één op de vijf Nederlandse jongeren met klimaatstress. Die angstgevoelens verschillen van andere psychische problemen. Angst voor klimaatverandering is namelijk rationeel en zit niet tussen de oren. Zoals mijn ironische hoogleraar al impliceerde: we hebben juist alle reden om gealarmeerd te zijn.
Hoe kunnen we leren omgaan met deze eco-emoties? Dat ligt niet voor de hand. Het hangt sterk af van het soort emotie, de intensiteit, en het karakter van het individu. Wie gelooft dat de wereld op de rand van de afgrond staat, kan op boeddhistische wijze oefenen in het sterven door stil te staan bij onze vergankelijkheid. Wie rouwt om de teruglopende biodiversiteit, kan verbinding zoeken met datgene wat nog wél leeft door in de tuin aan de slag te gaan.
Voelt iemand zich alleen met deze gedachten? Dan kunnen een praatgroep of cognitieve gedragstherapie soelaas bieden. Wat al deze methoden gemeen hebben is dat ze mensen naar het hier en nu brengen.
Betekent dit dat we de strijd tegen klimaatverandering moeten opgeven? Integendeel. Ieder individu dat bedreigd wordt en elke soort is het waard om voor te vechten. Hierin ben ik het eens met Van Leur: alles helpt, al is het maar een beetje.
Sisyphus
Bovendien is de strijd tegen klimaatverandering te vergelijken met Sisyphus die oneindig lang een rotsblok op de berg omhoog moest duwen. Dit maakt het bij uitstek een uitdaging voor de vasthoudende en koppige mens. Daar komt nog bij dat wie in contact staat met de eigen eco-emoties, duurzamer gedrag vertoont.
In een wereld die sneller verandert dan we ons voor kunnen stellen, moeten we juist stilstaan bij het hele spectrum van onze gevoelswereld. Naast alle technologische innovaties waar Everts prat op gaat, zou Shell moeten investeren in de klimaatpsychologen die we nog hard nodig zullen hebben. We moeten het taboe om over onze eco-emoties te praten doorbreken en leren stilstaan bij de mensen en de natuur die we niet meer kunnen redden. En wie weet: mochten we ons ooit los worstelen uit deze zevende uitstervingsgolf, dan kunnen we er nog over praten ook.
•
27 mei 2024